Luipaard op schoot

fotoToegegeven, met een klusbrommer waarop ‘Manus Klusbedrijf’-kisten hangen die uitgeklapt een mobiele werkplaats vormen, is het er om vragen.

Stoplicht.
‘Werkt u ook voor particulieren? Ik heb een plafond dat nodig gewit moet worden?’

(Zo ging het niet echt. De eerste vraag was:
‘Wat kost u per uur?’)

Francine: eind dertig, erg slank, dochter van tien, een instant gezinnetje.

Ik rijd de klusbrommer voor in de Bastinglaan.

Het is augustus, drukkend heet. Er zit een zomerbui in de lucht. Ik rol het plafond en de muren in de woonkamer voor en achter en Francine verzorgt hapjes, geeft complimentjes, haalt patat, zodat ’s avonds de keuken ook in één dag mee kan . Om negen uur is de woonkamer en de keuken gedaan.

In plaats van een kapsel heb ik een kop vol witte stippen.

‘Je kunt hier wel in bad hoor, Josiene slaapt al en ik vind dat zó interessant: een doctorandusklussenman. Je zal wel overal spierpijn hebben. Ik heb rode wijn gehaald.'

Tuurlijk wil ik in bad. Een vrouwenbad met vrouwenluchtjes. Francine laat het bad vollopen en drentelt in de badkamer. Ik wil nu toch echt mijn bezwete tuinbroek uitdoen en de latexspatten trekken op mijn blote schedel.

‘Eh…’

Giechel. Ze gaat weg.

‘Het slot is stuk. Kom je daar ook een keer naar kijken?’

Ik week. Een periscoop steekt boven het schuim uit. Glazenwasser met je kopje koffie, eat your hart out.

Hmm, straks toch maar weer die tuinbroek aandoen, want ik heb niks anders.

Beneden klinkt reeds de romantic popcollection.

Op de salontafel twee glazen wijn, diagonaal op de bank Francine.

In een halftransparant rekstof luipaardprintstoeipakje uit één stuk.

Tjezus wat een anorexiageval. Wel volle rode lippen, maar dat zie je wel vaker bij afvalkampioenen. Ik drink mijn wijn op de bank met de voeten van Francine over mijn kruis.
Kruis zegt ja, hoofd zegt nee. Hartje ook.

Het gesprek gaat, nou ja, laten we zeggen dat het over eenzaamheid gaat.

‘Ik moet weg.’

‘Nu al?’

Ze stopt het geld in de tuinbroekzak. Wie ooit een tuinbroek heeft gedragen weet waar die precies zit.

‘Nee echt, ik moet weg. Morgen weer een klus.’

Helm op, twee kluskisten in de hand. Francine doet de deur voor me open. Het regent pijpenstelen. De zomerbui. De regen is bijna warm.
De brommer wil niet starten. Regen in het elektra.

‘Je wordt drijfnat, kom toch naar binnen…’

Ik geef een kus. ‘
Je bent lief, maar ik moet echt naar huis. Ik duw 'm wel aan.’

Ik woon drie kilometer verderop. Twee uur later bij mijn flat aangekomen, een beetje moe maar voldaan, houdt de regen op en hoef ik de brommer niet meer aan te duwen.

.....


Drie jaar later. Ik woon inmiddels in mijn grote huis.

‘Ding dong.’

Francine voor de deur. Gewoon gekleed. Met Josiene, dertien nu.

‘Manus, ik ben zwanger.

Nou heb ik sindsdien regelmatig fantasieën gehad over hoe het had . .. en zo … en daarin stond ik mijn mannetje, maar daar wordt je niet zwanger van en zeker niet na drie jaar.

Francine was zwanger van een zigeunerbaas van een kampje in de buurt.

‘Hoe kende je hem dan?’

Ach, die had een paar keer voor haar huis gestaan en toen had ze hem binnen gevraagd en toen kwam het er van en toen was ze zwanger.

‘En nu?’

Haar broer was verhaal wezen halen bij Koko Petano op het kampje en daar was de vrouw van Koko boos om geworden en om van het gezeur af te wezen had Koko de broer het ziekenhuis in geslagen. Niet letterlijk: het ziekenhuis had de broer voor de woonwagen van Koko keurig met de wagen opgehaald.

‘Dus nu weet ik niet wat ik moet doen. Die vrouw heeft al in de Bastinglaan eieren tegen mijn raam gegooid. En ik zag vanavond van die oude wagens door de straat rijden en ben via de keuken gevlucht.'

Ik vraag niet hoe het plafond het drie jaar heeft gehouden.

Ik laat Francine en Josiene in mijn bed slapen (gelukkig recent verschoond) en slaap op de bank.

’s Nachts krijg ik een kus.

De volgende dag bedenken Francine en ik dat het huis van haar broer nu tijdelijk leeg staat.

Eigenlijk een verhaal waarin niks is gebeurd.