Toen Marjan en ik nog goed met elkaar waren, konden we niet van elkaar afblijven. Geen filmfragment op tv waarin gehopseflopst werd op een bijzondere
locatie kwam voorbij of we keken elkaar aan en zeiden: 'Die plek zetten we op het lijstje.'
Doetinchem ligt aan de Oude IJssel. En er is een stil plekje aan de oever, net buiten de stad, voorbij de werf en het sprokkelbos, nog net voor waar
de boeren zijn gaan ploegen. Niemandsland, Manusland. Ontdekt toen ik een keer wilde vissen. Dat doe ik graag alleen, niet tussen andere vissers, die het om de vis doen of om de -duh!-
sport.
Ik vis voor het denken. Ik vang ook nooit wat. Als vissen makkelijk was, hadden ze het wel vangen genoemd.
Doet er niet toe. Manusland was niet groot: sprokkelhoutbosje, afwaterslootje met helder water waar je over heen stapt, mooi om de witte wijn te koelen, platgedrukt stukje riet, glooiend
stukje gras, tweepersoonsbed breed en een grote oude betonnen plaat die schuin het water inliep.
Dag 1
Dag 1 is eigenlijk nacht want om van goeie sex liefde te maken, daar komt wel wat bij kijken. ’s Nachts met de fiets, surfpak aan, blik verf in de fietstas, goud in de hand naar
Manusland.
Manusland is onverlicht. Te sloot geraakt (onbedoeld) ter IJssel geraakt (bedoeld), kunstwerk op de wal geschilderd, ondergedoken, schat begraven, mand neergezet.
Dag 2
‘Marjan, zullen we vissen?’
‘Vissen? Ik vis nooit.’
‘Zo maar wat langs de Oude IJssel zitten dan?’ Ik knipoog.
‘Ah, das goed’.
Sprokkelbosje door, Okki voorop, slootje, tadaah!
'Wat is het hier mooi! Hè,een picknickmand? Laten we weggaan, er is hier al iemand.’
‘Nee hoor.’
Ik maak de mand open. Deken, hondenbakje met Okki er op, twee flessen witte wijn, glazen, zakje M&M’s, pakje toastjes, potjes en bakjes met paté, kaasjes, dat spul.
‘Gek!’
‘Durf je te zwemmen?’
‘In mijn blootje?’
‘Er komt hier niemand en de Oude IJssel is schoon genoeg.’
Marjan kruipt voorzichtig bloot over de betonnen plaat het water in. Ik plons er achter aan.
‘He, Manus, zie je dat. Er is daar iets geschilderd.’
Op de betonnen plaat staat meer dan mensgroot een portret van een naakte vrouw. Ze houdt twee gele M’s voor haar hart. Om de vrouw een reeks stippen, een windroos, kruisje....
De stippellijn eindigt in een pijl recht het water in.
‘M en M, wat toevallig, dat zijn wij ook’, roept Marjan.
‘Dat lijkt wel een schatkaart. Waar zou die pijl naar wijzen?’ Ja, ik speel amateurtoneel.
Ik duik, zoek, vind, hou voor het dramatisch effect zo lang mogelijk mijn adem in en kom boven zoals het in de film gaat: eerst de hand met de gouden hanger met twee emmen, dan pas het
hoofd.
‘Huh?’
Mijn pretogen verraden de boel.
‘Manus! Gek!’
En van het een komt het ander. En dat is nog knap lastig op een glooiend grasveldje.
‘Kan iemand ons hier niet bezig zien?’
‘Ben je gek. Niemand kent deze plek en anders horen we ze ruim van tevoren door het bosje aankomen.’
Op dat moment: 'POOOEEEEEET!'
Een plezierjacht passeert ons op nog geen vijf meter.
We schrikken (een scheepstoeter blijkt uitstekende anticonceptie), lachen, zoenen, drinken en fantaseren over hoe het is om ook zo’n boot te hebben.
Dag X
Weken later gaan Marjan en ik naar de Ank, de watersportvereniging met haventje aan de rand van Doetinchem, om te kijken of er nog betaalbare opknappertjes te koop zijn.
We lopen een loods in waar een zeebonk met een hogedrukspuit aangroei van de onderkant van een op bokken gezet schip spuit..
‘Kunt u mij zeggen of er ook wel eens tweedehands boten te koop aangeboden worden, liefst met ligplek hier bij de Ank?'
‘Moah.’ De zeebonk stopt met spuiten, kijkt naar me, kijkt naar Marjan, glimlacht en zegt; 'Dan moje binnen, an de bar, maor us vroage. Hij lacht breder en zegt; ‘ Ik lop wel
met.’
In de bar is het knap druk. ‘Theo, disse mensen wolle wette of wi' nog wat bootjes te koop
hebbe.'
Ik kijk naar de barman en voel een tocht boven mijn hoofd waar de barman niet-begrijpend overheen
kijkt.
‘Theo, doe disse, DISSE!, (weer die tocht) mensen van mien un bak koffie
in!’
Dat is aardig, Weer kijkt Theo met opgetrokken wenkbrauwen over mijn hoofd. Ik kijk om, de zeebonk wrijft over zijn haar en glimlacht bemoedigend.
Marjan en ik nemen plaats aan de bar. Boven de tapkast hangt een foto van zo'n 40 bij 60 centimeter van een bloot middelbaar stel dat ‘het ‘doet aan de kant van het water.
'Ik dach al’, lacht Theo ineens breed, ‘waar ken ik ow
van.....’