Toen ik nog als officieel te mislukken kunstenaar de kost bij elkaar scharrelde woonde ik niet riant. De flat aan de Vondelstraat in
Doetinchem vormde een fraaie dwarsdoorsnede van de onderkant van de samenleving. De komst van Jessica was dan ook bijzonder.
Jessica was de dochter van een bekende architect -‘ik zeg het maar’- en had ook wel stewardess willen worden, maar dat was zo’n gedoe bij Schiphol. Nu had paps een flatje voor haar
geregeld vlak bij de pabo en haar op het hart gedrukt deze opleiding vooral wél af te maken.
Een schilderbedrijf was gekomen (in de flat wóónden schilders, maar kwámen nooit schilders) en had de boel, volgens de potten die de hoofdingang doorgingen, roze gemaakt. ‘Zelf schilderen is
zo’n gedoe’.
Kortom, Jessica was leuker voor de ogen dan voor de oren.
Paps had de halve Ikea voor haar gekocht en drie stevige sloten voor op haar fiets.
Haar binnenlokken voor ´Kennismaken?´ was een eitje.
‘Goh, Manus, wat een leuke dingen heb je hier staan. Zelf gemaakt? Daar moet je mee naar een galerie gaan, man.’
Okee, ze had wel smaak.
Na de kofie kwam de wijn en na een paar wijntjes kwam Jessica’s kijk op de samenleving.
‘Ja kijk het is natuurlijk vlak bij school, maar anders zou ik hier natuurlijk nooit wonen.'
'Hoezo?'
'Nou bij dit soort mensen… een flat! Had ik al verteld dat mijn vader… '
Had ze al, ja.
‘Verschil is wel dat wij de huur zelf betalen en jij alleen maar paps lief hoeft aan te kijken.'
Dat wasniet zo! Paps betaalde wel, maar dat was logisch en ze werkte zelfs op zaterdag bij de WE, voor kleedgeld. Helemaal zelf.
´Ah, die dure winkel. Ik koop bij de kringloop, scheelt een stuk.´
´WE is niet duur. Ja voor jou misschien… Maar zie eens hoe je er uitziet..´
Ik voel me voor sloeber uitgemaakt.
´Ik kom morgen bij de WE het duurste pak kopen! Dan ga ik alles passen en moet jij heen en weer rennen. ´
´WE hoéft jou niet als klant.´
´WE mág mij als klant helemaal niet weigeren.´
Zaterdag
Uit de viskoffer haal ik een stevige palinglap, formaat boerenzakdoek. Die neem ik mee.
De WE.
Manus! Jij hier?´
´Ik wil graag een pak. Donkerblauw, het mag wat kosten.´
´Ga weg man.´
´Ik wil een pak, het duurste dat je hebt. Hop, werken voor je commissie.´
´Is alles naar wens?´
Een Chinees-Indisch uitziende floormanager (het wordt net ‘are you being served?’) vraagt heel beleefd of alles goed gaat.
´Deze juffrouw zegt dat u geen pakken voor mij heeft.´
‘Ik probeer meneer alleen maar uit te leggen dat een pak voor zijn postuur waarschijnlijk vermaakt zal moeten worden,’ liegt Jessica.
‘Vermaken is geen probleem. Sambal bij?’ (Nee natuurlijk zei hij geen Sambal bij!)
Een rare Driekusklant-dans begint. Ik wijs aan, gedienstige Chinees pakt, ik zeg 'nee' en Jess moet alles weer terughangen.
Bij een pak van 600 gulden (gulden toen nog, maar dat was ook voor de WE een duur pak) zeg ik: ´Ja, die ga ik eens passen!’
Pak mee de paskamer in, spijkerbroek uit, ´stommel stommel´, trui uit, broek aan, ‘zucht, stommel’’ jas aan, palinglap uit de broek gehaald en scheur die...
‘KRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRR’
‘Oh oh’ roep ik verschrikt achter het gordijn.
´Is alles goed meneer?
Ik blijf stil.
‘Meneer?’’
‘U kunt naar buiten komen hoor’.
‘Nee, eh, ik zie het al…,’ roep ik onschuldig.
Ik stommel het pak weer uit, spijkerbroek aan, trui en kom met een rood hoofd naar buiten.
‘Nee toch niet wat ik zoek.’
Jess en de Chinees leggen het pak op een vitrine en inspecteren het nauwgezet…
´Eh, nou dag dan.´
Chinees groet aarzelend en Jess werpt me kort een dodelijke blik toe en gaat met een rood hoofd door met nadeninspectie.
Ik haal op weg naar de uitgang de palinglap opnieuw uit mijn zak en... KRRRRRRRRRRRRRRRRRRRR. En lach vriendelijk.
Jess verspringt van rood naar wit.