Geen kattenpis

 

Sil is mijn poes, nou ja ze was van Marjan die bij het weggaan nog zei: ‘Silly, kom je mee? Kom Sil! Stik, hou die kat maar!'   en sindsdien vormen Sil en ik een gelukkig stel.

Toen Okki nog leefde was Sil altijd onzichtbaar in huis, maar ze heeft zich ontpopt tot de nieuwe Manus' best friend. Als ik fluit, komt ze, als ik lach, geeft ze kopjes om aan te geven dat ze het ook een goeie grap vindt, als ik huil, zit ze aaibaar op schoot wijs naar buiten te kijken en en als ik drink, zorgt ze dat ik niet over haar struikel.

En ik zorg voor Sil: voor de seniorbrokjes, kattenmelk en blik natuurlijk, maar ik zorg vooral voor veiligheid. Sil is wat bangelijk in de tuin en dat komt door Swiep, de kat van de buren die altijd buiten is en vóór Sils komst mijn tuin als uitvalsbasis gebruikte voor zijn buurtscharrelrondes.
Het werd gelijk vechten toen Sil voor het eerst in de tuin kwam, al kun je moeilijk van vechten spreken als één partij blaast, mept en krabt en de ander ineengedoken alles incasseert.  En tegen de tijd dat ik er op af gerend ben, heeft Sil al een bloedend oor, een gespleten lip of een moeilijk kijkend oog.

Bij de kringloop haal ik een zak golfballen. Ik leg er een paar bij de keukendeur, op de vensterbank, op het balkon en houd er ėėn in mijn broekzak. Ik kan goed mikken. Na een paar keer een golfbal op zijn kop had Swiep door dat het vrij meppen op Sil afgelopen was. Ik zie Swiep steeds minder in de tuin; hij schiet hooguit eens weg onder de schutting als ik naar buiten kom en Sil krijgt weer schik van de tuin. Ze vraagt er zelfs om als ik in de keuken ben en ach, zo'n kattenluikje is zó gemaakt. Dat scheelt meteen met kattenbakschoonmaken. Sil zoekt een plekje waar je haar bijna niet ziet, hurkt als een dame en veegt er na afloop keurig een hoopje zand overheen.

Drie weken geleden: er ligt een plas op de mat in de bijkeuken, vlak voor het kattenluik. 'He Sil, doe dat nou buiten.' Maar misschien had ze hoge nood; het is de jongste niet meer. Ik maak een sopje.

Na een paar dagen: weer pis op de mat. Het tapijt begint te stinken. Dan maar zeil gelegd in de bijkeuken; je houdt van zo'n kat.

Paar dagen later: pislucht in de kamer als ik beneden kom.  ‘Shit, Sil, verdikke dat moet je niet doen, want ik ben schoon op mijn huis en als jij hier de boel gaat zitten onderzeiken dan wordt het ‘einde Sil.'
Sil geeft een kopje, ik maak een sopje.

Dag later bij het beneden komen: drol voor de bank. ‘Ja godverdomme: SIL! Wat hadden we afgesproken?' Ik houd haar neus vlak bij de hoop en zeg:'FOEI!' Sil loopt verongelijkt weg.

Dag later. Er hangt beneden een pislucht en jawel: weer een drol. Ik sop me suf, het tapijt ziet er niet meer uit en mijn visite zegt bij binnenkomst; ‘Eh, het ruikt hier naar  kattenpis.'

Naar de dierenarts geweest voor advies: ‘Ja er zijn wel antiplaspillen, maar als ze ook poept..., hoe oud is ze? Zeventien? Mja een poes ís natuurlijk een keer op.'

‘Maar  ze is verder heel vrolijk, lief, leuk en aangepast en mijn beste vriend als ik me kut voel.'

‘Tja u beslist het natuurlijk.'

Als ik terugkom van de dierenarts geeft Sil een kopje en wijst me waar de laatste plas ligt: in de keuken. Ook maar zeil in de keuken gelegd.

Dag later pislucht in en drol op de bank. Sil zit zich achter de bank zo klein mogelijk te maken.
Dit kan zo niet langer.

Slecht geslapen. Ze is oud, lief, bescheiden, monter, geniet van het in de tuinstoel naast me liggen als de zon schijnt en komt op schoot knorren als ik net een stripboek lees. Maar het huis ligt nu bijna dagelijks vol poep en pis

Zaterdag. Sil en ik knuffelen extra lang.  Ik haal het reismandje van zolder

‘Sil, kom je?'
  Sil snuffelt even en loopt dan de reismand in. Mij kan ze immers vertrouwen. Mandje in de auto. Sil mauwt zacht vanachter de tralies. Ze is nog nooit met de auto geweest.

Dierenartspraktijk. ‘Ik had gebeld..' weet ik nauwelijks verstaanbaar uit te brengen en breek.
De assistente herkent mijn geluid en brengt ons in een apart kamertje. Mand op de stalen tafel, Sil er uit, die nieuwsgierig om zich heen kijkt en mij kopjes geeft.

De dokter komt en...  nou ja u weet wel hoe dat verder gaat....

 
Thuisgekomen stofzuig en sop ik. Haar bakjes gaan weg, het hangmatje aan de radiator, de opwindmuis waar ze alleen achter aan kuierde om mij een plezier te doen.

Veel gedronken, ik slaap slecht. Dacht zelfs dat ik net het kattenluikje hoorde.

Vier uur: ik moet pissen en een nieuw bier. In de keuken sta ik in de pis.

Warme pis.

Ik zie door het kattenluikje nog net Swiep wegschieten.