Geen haan op mijn hoofd

 

 

fotoNa vijven is het stil op het gemeentehuis. Zeker nu.


Je hoort alleen de dames van de schoonmaakploeg die met een karretje de kamers langsgaan. Of de wastafel poetsen in de entree van toiletten, waarop ik nu net zit en vanwege de anderhalve meter afstand maar even niet afkom.  Sowieso voelt het ongemakkelijk om van een toilet af te komen als een juffrouw net de entree poets en doet alsof ze niet ruikt wat je net....   Anderhalve meter poeplucht bestaat niet. Zitten blijven dus. En stil luisteren.


‘Ik rook al nattigheid toen ie d'r voorstelde. D'r ging meteen bij mij een belletje branden. Die meid spande gewoon haar karretje voor zijn wagen. Dat laat ik niet van mijn kouwe kleren glijden. Nou ben ik door het leven geverfd en ik weet hoe moeilijk je aan de bak moet timmeren, maar die meid neemt um in de luren: van hard werken is niemand zijn broer doodgegaan. Maar zij vindt zich het neusje van de crème. Stroopt liever d'r water op dan haar handen. Dat werkt bij mij als een lap op een rode stier. Die geef ik lik op katoen. Ik leg zó de vuile was boven op tafel.'

'Theo, die meid strooit je zand in de wielen, zeg ik. Die heeft nog meer mannetjes die voor haar in het vuur springen en ook nog bij haar ex een vinger tussen de deur.'

'En zij doet of haar oog bloedt, maar dat viel bij de anderen in de gaten.

Nou toen was bij mij de emmer vol. Dus ik voel d'r duchtig aan de kaak. Ik weet hoe ik mijn pappenheimers in hun sop moet koken en eerst speelde ze de gebeten onschuld, maar die dobber ging niet op.'

'Toen brak ze in tranen met tuiten. Het hek was helemaal over de dam. Over ditjes en datjes... ze blies meteen van wal dat haar onschuld gestorven was. Maar ik laat me niet met een kluitje uit het veld slaan en zeg: Zij heeft een addertje onder haar boezem. Daar kon ie geen speld tegenin brengen. Viel geen touw tussen te krijgen.'

'Zij roken als een ketting, stond te knikken op haar knieën, maar wat gezegd moet worden vult geen gaatjes en Theo heeft toen zijn eigen boezem gestreken en zijn voortouw in de hand genomen. Hij kneep um als een dooie dief, dat wij allemaal weg zouden poetsen en hij zit al zo slecht op zaad.'

'Dus heeft hij haar met de noorderzon de kuierlatten gegeven.

Maar hou dit wel binnen vier kamers....'