‘Godverdomme! Die is lekker. Hoeveel is die dan? 10-11 %? Kannie. Dan zou het wijn zijn!'
‘Ik zweer het. Arcener Grand Prestige'
‘Waar maken ze dat spul?'
Theo, de uitbater van café De Poort, weet wat zijn klanten willen. De volgende week kunnen we met zijn allen naar de brouwerij in Arcen toe, inclusief proeflokaal. Kost 10 euro, maar dan rijdt
Bertus ons, met de gehandicaptenbus van de Festog. Maar wel als mongolen naar buiten kijken als we onderweg een collega van Bertus tegenkomen.
Theo tekent in en wil aan allen drie bonnetjes geven.
‘Waar is dat voor?'
‘Dat zijn bonnen voor het proeflokaal: kun je gratis drie gewone pils mee krijgen, twee luxe bieren of één Arcener Grand
Prestige.'
‘Sodemieter op man, we gaan niet voor 1 bier helemaal naar Limburg!'
'Ik heb ze ook moeten kopen, bij de brouwerij, toen ik voor jullie boekte', legt Theo
uit.
‘Geef míj maar...' Bennie is drukker. En een goeie. Twee dagen later hebben alle excursiegangers bonnen voor 30 pils, 20 bieren of
10 Grand Prestiges. Full colour, goed papier, inclusief kartelrand. Het feest kan beginnen.
Doetinchem, Nijmegen, Venray, Oostrum, Wanssum, Arcen
'Verrek, er staat Hertog Jan op die fabriek!'
'Die maakt ut spul'.
'Ah.'
Eerst maar eens de excursie: middeleeuwen, de pest, slecht water , iedereen aan het bier, de goeie ouwe tijd. Dan iets met hopplantjes, kloosters, brand, mooi herbouwd, modern, grote stalen
ketels, grootste, modernste ... en hè hè… eindelijk de proefkelder. In het oudste deel van het complex, met kloosterverleden en verraderlijk scheefliggende kloostermoppen op de vloer tussen de
statafels en de bar.
Terwijl mensen uit de andere excursiegroep met hun lullige drie bonnen bij de bar diep en lang overleggen of ze nu drie pils, twee luxe bieren of één Prestige zullen nemen, slaan wij als Duitsers
tijdens de geldontwaarding met onze Gross-Scheine op de toog: Indoen: Prestige! Ja, dat zwarte spul!
Om de indruk te wekken dat dit een culinair verhaal is: Arcener Grand Prestige is een donkerrood, bijna zwart, bier van hoge gisting met nagisting op de fles. Het gaat er in met 9,5, maar is zó
10% en er zijn mensen die claimen het met 11% gedronken te hebben. Maar pas op: niet helemaal uitschenken in verband met het bezinksel. Het schuim is romig zoet, de eerste slok is bitter, de
tweede is al wat zoeter, maar de drab is verraderlijk. Een bier om te onthouden, als je er niet zo van ging vergeten.
De barjuffrouw, met Limburgse ‘gggéh’ en Duitse gevel, blijft tappen zolang wij bonnen op de bar leggen.
Er komt zelfs -het is tenslotte gewoon handel- een oude man in stofjas met een boodschappenkarretje die alle extra flesjes die we kopen van de overgebleven bonnen naar het busje op de
parkeerplaats vervoert.
Zegt men.
Helemaal zeker weet ik het niet meer. Ik weet wel dat ik bij het passeren van het bord 'bebouwde
kom' aan de grens met Arcen het karretje uit en de bus in ben getrokken omdat Bertus geen ‘kloterij' met de politie wilde.
En we moeten ergens gestopt zijn bij een chinees restaurant. Even een bodempje leggen voor later vanavond. Ik hoef niet naar binnen ‘Neuh, laat
mij maar..' en word liefdevol geparkeerd, staand, met mijn hoofd tegen het glazen raam van het restaurant. Ik sta buiten, ietswat onvast. De rest zit binnen, bestelt wat, zwaait en lacht.
Volgens hen heb ik tijdens de hap twee keer tegen het raam staan pissen...