Inge is... nou ja Inge is Inge. Klein, tenger, maar alles in proportie. Als ze lacht geloof je haar en wil je zoenen en als ze
wegloopt, hipt haar paardenstaart vrolijk achter haar aan.
En nu werkt ze voor dezelfde krant als ik. Ik aan de schrijfkant en zij aan de advertentiekant. En ook al is dat een telefoonbaan, de advertentie-inkomsten stijgen. Inge kwettert, Inge lacht,
Inge verbindt. In de kantine zijn redactie en commercie niet langer twee gescheiden groepen.
‘Manus, jij was toch klusjesman voor je bij de krant kwam?'
Of ik kan helpen met het licht op haar slaapkamer: de ene keer kun je dat wel vanuit het bed uitdoen en de andere keer alleen als je eerst het licht bij de deur uitdoet en dan vanuit het bed weer
aan. Haar pa had er al naar gekeken en iets over 'hotelschakelaar' gezegd, maar was er niet uitgekomen.
En óf ik wilde.
‘Ik betaal je gewoon hoor.'
De twee schakelaars waren nog een knap gepiel. Pa had de bedrading verkeerd om gedaan. Om 5 uur gekomen met mijn Manus Klusbedrijfkisten, om 6 uur meegegeten (iets verantwoords met vezels en veel
wijn er bij) en om 9 uur was het gelukt: aan-uit en uit-aan vanaf de deur en vanuit het bed, precies zoals het hoort.
‘Wat krijg je van me?'
‘Ik heb meegegeten en gedronken.'
‘Dat was omdat ik het leuk vond.'
Ik maak een bon (ik ben deels wit klusbedrijf, met een echt bonnenblok), mompel iets over BTW en scheur de bon af: ‘1 uur draden opnieuw aangesloten: 1 fles wijn.'
‘Je bent een schat. Volgende week? Bij mij? Heb ik de wijn klaar staan. Je kent nu de weg bij me.' Inge lacht.
Volgende week is 16 februari.
De krant werkt aan een Valentijnspagina. Inge zucht: ‘Waarom trek ik altijd foute mannen aan, die, als ze eenmaal gehad hebben waarvoor ze kwamen, nooit blijven. Ik wou dat ik een
Valentijnskaart kreeg van een goeie kerel.'
Ik snuffel thuis door de boekenkast: Piet Paaltjes' gedichtenbundel Snikken en grimlachjes. Op 11 februari doe ik ‘s avonds laat een kaart bij Inge in de bus. Op de voorkant
een roos en op de achterkant: ‘De wijn gedronken, het uur genoten...'
De volgende dag: Inge heeft een Valentijnskaart gekregen! Ze laat hem aan iedereen bij de krant zien.
12 februari ‘savonds: tweede kaart met een nieuwe roos er op en op de achterkant: ‘... Zeg me wie overblijft...'
Op het werk: ‘Ik heb wéér een Valentijnskaart gekregen!' Inge is nog blijer dan gisteren.
's Avonds: derde rozenkaart in de bus. Op de achterkant: '... Tussen verlangen en gemis ligt het besloten.....'
13 februari op het werk: 'Het is een gedicht! Ik ben zo nieuwsgierig.' In de kantine zijn nu drie kaarten op het prikbord geprikt. Inge lacht charmant naar iedereen: je weet maar
nooit....
's Avonds de vierde kaart in de bus: ‘... Al wat het leven drijft.'
De 14e op het werk. Inge pakt de drie kaarten van het bord en legt ze onder elkaar. ‘De wijn gedronken, het uur genoten.... Wacht eens: die rare ij, die te korte r : dat
handschrift ken ik.'
Ze pakt de klussenbon uit haar tas.
‘GATVERDAMME! Jij bent het.. Wat een rotgrap!'
Ik heb ontkend. Wat moest ik anders?