Het diner, the shitty version

 

Misschien kent u de grap uit de kroeg: je gaat naar de wc, haalt een vinger van je linkerhand door je bilspleet en gaat het café weer in, snuffelt in de lucht, dan aan het bier van je buurman  en pakt het biertje van je buurman met links, houdt het onder zijn  neus en zegt: ‘Er is iets mis met jouw biertje. Ik kon het vanaf hier ruiken’.

 

Je buurman ruikt aan het glas dat je nog steeds met links vasthebt en kan niet anders constateren dan dat zijn bier naar poep ruikt. Als je het slim aanpakt kun je aanbieden of  je het mag proeven en je twijfelt; houdt dan het halflege glas weer bij buurmans neus en biedt aan:

 

‘Hmm, da's niet goed. Proef zelf eens.’

 

Die zal niet durven en dan biedt je aan of jij het nóg eens mag proeven en na een tweede flinke slok zeg je dat er een raar smaakje aan zat en dan – je hebt het glas nu genoeg met je linkervinger aangeraakt- biedt je het bijna lege glas aan aan de barman en zegt: ‘Dit biertje was niet goed. Ruik zelf maar.’

 

 

Dan krijgt je buurman – een wantrouwend barman ruikt zelf ook nog even, maar moet ook bevestigen dat het bierglas stinkt-  een gratis nieuw glas bier. 

 

 

 

Als je het heel slim speelt kun je het na een tweede wc-stop ook met de andere buurman aan de bar doen.

En echte klaplopers gaan met de truc naar een volgend café.

 

 

Je kunt je hand altijd overspelen: ik deed de grap in een best wel duur restaurant, waar ik met vrienden at: na het derde glas ga ik naar het toilet en doe met mijn linkerhand mijn geultje. Daarna weer gewoon naar binnenlopen en aanschuiven.

 

 

 

 ‘Ober, rare vraag wellicht, maar deze wijn ruikt vreemd’.

 

 

Ik heb het wijnglas in mijn linkerhand. Ober komt ruiken, trekt een wenkbrauw op.

 

 ‘Ik ruik niks bijzonders, meneer.’

 

 

Nee echt, ruikt u zelf, de wijn ruikt naar… ik durf het bijna niet te zeggen, maar de wijn ruikt naar poep. Dat kan toch niet?

 

 

De ober ruikt nog een keer en vangt dan de lucht in zijn neus. Hij deinst achteruit.  

 

‘Eh, u heeft gelijk meneer, hier is iets niet goed.’ Inmiddels heb ik met mijn stinkvinger flink over de steel van het glas gewreven. De ober gaat weg met het glas, komt terug en zegt;

 

 

 

 ‘Meneer mijn excuses, mijn collega ruikt het ook. Ik begrijp het niet.  Mogen wij u een andere wijn aanbieden, van het huis?’

 

 

 

Dan mag, zo ben ik.

 

 

 

Inmiddels komen de tafelgenoten niet bij van het lachen en de ober vermoedt iets, maar weet niet wat.

 

Hij houdt mij vanachter het raampje in de keuken in de gaten en nadat we allemaal uitgelachen zijn  vraag ik of de ober nog een keer komt en ik vraag: ‘Rook de wijn nu hiernaar? (de rechtervinger)  Of hiernaar? (de linkervinger)?

 

 Ik doe het nóg een keer en dan heeft de ober het door.

 

Hij lacht zoals obers in dure restaurants doen, met kiespijn. ‘Heel geslaagd, meneer.  Uitstekende grap.’

 

 

 

Op de een of andere manier kan ik dáár weer niet om lachen. Het was toch een prima grap? Ik had hem helemaal tuk. En dan zo’n ‘heelgeslaagdmeneer’-compliment.

 

 

 

Even later zitten we allemaal bijna vol. Een toetje? Nou een ijsje kan altijd. Ik bestel een dame blanche.

 

 

 

De ober serveert de ijsjes met een strak gezicht. Saggerijn.

 

 

 

Ik heb er niet op gelet, maar serveerde hij mijn tafelgenoten nou met links en mij met rechts?