Aas zijt gij...

 

 

fotoVan mijn vader heb ik vissen geleerd. ‘Wie kan vissen zal nooit honger lijden',  zei hij en dat klopte. Hoewel, het klopte ten dele, want als je gaat zeevissen kost het aas je kapitalen. 30 cent per zeepier, 40 voor ‘zagers' en als je niet oppast, bijten die je in je vinger als je ze aan de haak doet. Je moet zo´n dag flink bot vangen om ‘kiet' te spelen.

Pa ving altijd, ik zelden. Ik mocht mee voor de leuk en het vervoer en maakte thuisgekomen bij ma de vis schoon en kreeg de helft van pa's vangst mee voor de eigen vriezer.
 
‘Zullen we eens op forel gaan vissen' stelde ik voor. 'Bij Doetinchem ligt Slangenburg, dat is een forellenkwekerij en daar kun je voor 25 euro een hele dag gaan vissen en wat je vangt mag je meenemen.'


‘De Slangenburg, dat is toch een bos?'

'Nee, het is een bos én er is een forellenkewekerij die zo heet. En ook een klooster en een kasteel Slangenburg en een crematorium. Die heten allemaal Slangenburg. Maar die forellenkwekerij, is dat wat, om een keer te gaan vissen? Hoeven we niet  helemaal naar Friesland.'  

‘Forelllen? Uit een kwekerij? Dat is geen vissen, jongen. Die vijver zit vol met duizenden forellen en die hebben zo'n honger, dat ze nog bijten als je een hap zand naast je haak in het water gooit.‘


Dat klopte. Ik had ooit gezien hoe de kweker een hap beendermeel in het water gooide en het water begon gelijk te kolken van de vissen die hongerig uit het water sprongen. Dus bleven we naar de Waddenzee gaan, een enkele keer naar de Noordzee. Soms als opstapper op een sportvissersboot -waar pa steeds de beste visser van de dag was-. Later, toen pa niet meer goed liep, steeds vaker vanaf de kust. Eerst vanaf de pier, toen vanaf de haven, toen vanaf de tuinstoel naast de auto en op het laatst zat hij alleen nog in de auto en vertelde hij waar en hoe ver ik moest ingooien.

‘De hengel van je af houden en probeer altijd met de wind mee te gooien, dan kom je het verst' , een wijsheid die ik nu nog steeds in mijn  werk toepas.

De gezamenlijke vangsten gingen achteruit; pa ging achteruit. Hard achteruit en na een tijd, toen de prognose van maanden naar weken ging, besloot hij dat het tijd was om zijn hengels te verdelen.

Ik kreeg de zeehengel. Ik had liever de dunnere binnenwaterhengel gehad, waarmee ik dichter bij huis nog wat had kunnen vangen.

Toen het tijd was, vroeg ik hem wat ma steeds had vermeden. ‘Wil je gecremeerd worden, of begraven?'


‘Doe maar cremeren jong, ik heb liever dat je aan me denkt zoals ik was, dan dat je je verplicht voelt om op zondag met je moeder naar een stenen plaat met pierenvoer te koekeloeren. Doe maar Slangenburg. Daar had ik altijd al willen wandelen, maar nou komt dat er niet meer van.'


De familie verzamelt in Doetinchem voor een gezamenlijke stoet, want ze zijn hier onbekend. Op zich overbodig, want het staat goed aangegeven: kasteel Slangenburg, klooster Slangenburg, forellenkwekerij Slangenburg en daar vlak naast het crematorium.

Als ik de as mag uitstrooien, betrekt de lucht.  Onweer. ‘Palingweer' zou pa zeggen. Het begint te waaien. Ik trek aan de klep, maar een deel van het gruis komt op mijn zwarte broek.

‘Van je af zwaaien', zegt ma.  

Ik zwaai met de wind mee.

Pa waait in een grijze wolk over het gaas, naar de vijver.

In de vijver kolkt het water.