Hoe het begon

 

 

foto

 Proloog:
Dit wordt een lang verhaal, dus ik knip het in stukjes, zoals een soap betaamt: tot de hoofdpersonen dood zijn, in de bak, uit elkaar, gek of degelijk geworden.

Tante Suus (Suzanna-Maria-Augustina: heilige van verdoolde zielen) is de tante van Rianne. Ze was ooit non, maar is uitgetreden wegens groot onrecht. Heeft twee kinderen: Alex en Marnix en werkt als maatschappelijk werker in een psychiatrische inrichting in Herenthal, België, een eindje onder Antwerpen.

Op een familiefeestje van Rianne in Doetinchem, waar ik als die vreemde klusjesman aanhang speel, vertelt tante Suus welk onrecht ze nu weer in de inrichting is tegengekomen.

‘Allee, Manus, ge kunt in België gecollaceerd worden, he.'

‘En dat is...?'


Rianne knikt me toe, vanuit de andere kant van de kamer: goed dat Suus aanspraak heeft en dan kan zij mooi blijven praten met een andere tante, die voor Unicef de wereld rondreist. Dat wil Rianne later ook.

‘Collaceren,‘ vervolgt tante Suus ‘is gedwongen opname in een inrichting. Maar niet door de doktoren, he, maar door uw eigen familie. Ge kunt in België door uw eigen familie in het gesticht komen! Als ge op uw pantoffels over straat loopt, of de pap twee maal hebt laten overkoken!'

‘Maar waarom zou ...'

‘En die familie die u heeft laten collaceren met een dik aangeduimd verhaal, die kan dan curator worden: curator: de beschikker over het geld en bezit van de gecollaceerde. Nu vraag ik u Manus. Als ge goed in uw slappe was zit en een beetje vreemd zeit, zou ge dan niet boos worden als uw duistere nonkel een brief stuurt naar het gesticht en wat smoest met de directeur en ge ziet ineens de ambulance voorrijden die u meeneemt? Met daarachter den nonkel in zijn auto die ge uw huis binnen ziet gaan als ge nog geheel overstuur wordt afgevoerd?'

‘Maar dat zal toch niet zó gemakk...'


‘Ik zeg het u! Ik heb tien van deze mensen in het gesticht onder mijn hoede. Goede lieve mensen, die niets liever willen dan ontsnappen om dien nonkel eens klop te geven: "Hier, boef, mijn sleutels terug en mijn huis uit!" Maar dagaat niet hè. Het gesticht is net een gevang. Met tralies en cipiers. Das toch onrecht, hè Manus?'

‘Ja..'

‘Daar zou wat aan gedaan moeten worden, hè Manus?'

‘Ja..'

‘Daarom...' Rianne is inmiddels achter me komen staan en aait me met de rug van twee vingerkootjes over mijn wang (doet ze anders nooit) ‘Daarom Manus, heb ik in Wiekevorst een hoeve gekocht, waar ik deze mensen ga opvangen. Ik heb mijn papieren als verpleegkundige, ik mag dat, hè. En de geneesheer-directeur is Katholiek en geeft mij ze mee. En gij, gij gaat de hoeve voor mij opzetten.'

‘Hè? Nou, een boerderij opzetten....'

‘Dat kan mijn lieverd wel,
' voegt Rianne toe.'Je had toch laatst het chalet bij pa in de tuin in twee dagen opgezet?'

‘Nou een blokhut opzetten is één ding, maa....'

‘Het was de storm he, de storm van vorig jaar. Maar daardoor was de hoeve niet duur en allee, ik breng u de mankracht Manus. Gij moet ons leiden
.'

‘En ik ga mee! ‘roept Rianne. ‘En Okki. En Marcel rijdt.'

Riannes pa en zijn broers en zussen hèbben al meegeholpen: zij hebben Suus wat geld gegeven, als onderpand voor de hoeve, anders wilde de bank er niet aan. En anders zou Suus niet in België blijven.....


Volgende keer: in België