Het Schop voor de Ballenfonds

Toen ik  nog als integratieconsulent voor de Sociaal Pedagogische Dienst werkte, werd mij vaak door collega’s gevraagd of ik niet ‘een potje’ wist om de financiële kant van een probleem op te lossen. Voor de mensen die niet weten wat een Sociaal Pedagogische Dienst is, dat is een organisatie voor ambulante begeleiding van mensen met een lichte verstandelijke handicap. Mensen die te goed zijn  voor een instelling, maar wel hulp nodig hebben  om ‘gewoon mee te kunnen doen met de samenleving.’

 

Lucy, consulent Vrije Tijd en Emancipatie, heeft een vraag: ’Manus, ik zit met een probleem. De Roze Olifant durft niet meer naar de Radstake.

 

De Radstake is een grote feesttent bij Varsseveld. Daar waar veel boerenjongens boerenmeisjes voor het eerst bij de fietsenstalling .. eh beter leren kennen. Dat noemen ze dan ‘Ga je mee brommers kiek’n?

 

En de Roze Olifant, dat is een meidengroep van ongeveer 10 meiden , 15-20 jaar, die van Lucy een  cursus hebben gehad in het zelfstandig uitgaan: hoe je een taxi of busje regelt, hoe je met biermuntjes moet betalen, dat het niet stoer is om te roken  (Lucy is zelf net gestopt), je de eerste avond niet meteen moet zoenen, kortom alles voor een leuke geëmancipeerde vrijetijdsavond.

 

Maar de meiden in de groep hebben wel een beperking.

En die zie je vaak niet.

Zeker niet ’s avonds in de Radstake.

 

Lucy ’s probleem is dat er meerdere meiden aan het eind van de avond van de jongens de vraag hebben gekregen of ze brommers willen kiek’n. Dat wilden ze best, want zo’n aardige jongen zou vast een mooie Zündapp of Kreidler hebben.

Bij de fietsenstalling wordt het vervolgens ongemakkelijk omdat de jongens dachten duidelijk geweest te zijn en de meisjes ineens naar huis willen omdat ze  -niet zoenen!- het nu wel  eng vonden daar s’ nachts bij de fietsenstalling van de Radstake, zonder taxi of busje. Een van de meiden  had zelfs een ander moeten ontzetten met de woorden : Ik ken karate!

 

Manus, weet jij of er niet een potje is….

Wat voor potje? Een bodyguardpotje? Een potje voor een haal– en brengsysteem voor de ouders?

Nee, het moet natuurlijk wel een emanciperend potje zijn. Lucy neemt haar werk serieus.

Hmmm, een potje dat sociaal onhandige meiden uit de problemen houdt.

 

Dat potje bestaat. Mama Cash is een fonds dat bedoeld is om meiden en vrouwen wereldwijd weerbaarder te maken. Met een opleiding in Afrika bijvoorbeeld,  een gezinsvervangend tehuis in Zuid-Amerika of voorlichting over geslachtsziekten. In het bestuur van  Mama Cash zitten vooral vrouwen van net boven de veertig die vinden dat Hennakleurig haar hen zo leuk staat.

We hebben het nu over begin 2000. Fondsaanvragen zijn nog brieven: vrije teksten die de fondsbesturen in krap één A4-tje moeten raken om de knip te trekken. Mijn kunstje.

 

In de alinea waarin ik duidelijk moet maken dat er hier sprake was van groot leed waarvoor het fonds een oplossing zou kunnen bieden schrijf ik: “en toen bleken er helemaal geen brommers te zijn en toen wilden ze zoenen en ik heb geleerd dat je nee mag zeggen en dan dringen ze aan en dan wordt ik bang. Kan het fonds ons niet leren om jongens die niet willen  luisteren een schop voor hun ballen te geven? Of karate.

 

Ik liet Lucy de tekst voor de aanvraag zien en die zei meteen: ‘Zo schrijf je toch geen brief naar een fonds! Nee dit kan echt niet. Ik pas de tekst wel aan. En dan onderteken ik net als jij met de Roze Olifanten.’

 

Ook goed.

 

Later die dag, in het uitbakje van de post ligt de brief voor Mama Cash.  Ik haal Lucy ‘s brief uit de envelop en doe er mijn brief in.

Twee weken later. Telefoon van Mama Cash. Ze willen tot 1500 gulden graag een karateleraar betalen die de meiden leert weerbaarder te worden. Lucy zet de telefoon trots op speaker.

‘Wat fijn en wat leuk dat u zo snel reageert, want ja heel belangrijk bla bla.’.

‘Wat zegt u? De aanvraagtekst, ja wat was daar mee? U heeft als voltallig fondsbestuur heel hard geapplaudisseerd bij die schop voor de ballen?

 

Tot vandaag denkt Lucy dat ze per ongeluk de verkeerde print in de envelop heeft gedaan.

 

Epiloog:

Een paar weken later rijd ik langs het gymlokaal van school De Tol, Voortgezet Speciaal Onderwijs, in Doetinchem. Ik zie door de half afgeplakte ramen benen door de lucht vliegen. Lucy heeft enkele jongens van de school bereid gevonden om als proefpersoon  te fungeren voor de karatelessen . Het verhaal heeft de krant nog gehaald.