Actueel: over de managementvisie van de gemeente dat je moet doen waar je goed in bent
LETS do it.
In november zat ik bij het rondje van Gerharda langs de leeftijdsgroepen in de kantine. Ik zit bij de vijftigers. We hadden het over mensen 'in hun kracht zetten'. Dat betekent dat je mensen laat doen waar ze goed in zijn. Daar is Gerharda een fan van en ik helemaal. Vooral als dat ‘doen waar je goed in bent’ stukjes schrijven is. Dan produceer ik meer en wordt het werken bij de gemeente een stuk leuker. En daar krijg ik nog voor betaald ook.
‘Doen waar je goed in bent’, was ook het uitgangspunt van een LETS-groep die ik in de 80-er jaren in Doetinchem startte. LETS, staat voor Local Economy Trading System: je vormt samen met anderen een netwerk van mensen die ergens goed in zijn en dan ruil je die vaardigheden met elkaar. Er komt geen geld aan te pas en het sloeg vooral aan bij mensen die niet veel te makken hebben: bijstandsmoeders, linkse alternatievelingen of sappelende freelance schrijvers annex klusjesmannen zoals ik toen was, als leuke dertiger.
Het principe is simpel: Jan kan goed de tuin omspitten, Marietje niet, maar Marietje kan goed koken en Jan niet. Ze ruilen gewoon hun diensten aan elkaar. Kwam geen gulden aan te pas. Er deden op het hoogtepunt 120 mensen aan mee. En ik zorgde als tekstenman voor publiciteit in de huis-aan-huisbladen en maakte het krantje ‘ LETS do it’ waar vraag en aanbod van diensten en de telefoonnummers van de leden instonden.
Computeren was niet echt mijn ding, daarom verzamelde ik de vragen en aanbiedingen van diensten in een kaartenbak. Biedt zich aan: behanger. Gevraagd: kleding herstellen. Gevraagd: zwaar tuinwerk, aangeboden: kinderoppas. Het liep als een tierelier. Ik was de spin in een uitzendbureau.
Soms kon vraag en aanbod alleen bij elkaar komen door driehoeks- of veelhoeksruilen: Jan spit bij Marie die weer oppast op de kinderen van Els, die kan rebirthen bij Bob, die weer goed is in de administratie doen voor Jan. Als ruilmiddel bedachten we de ‘Noppes’, een soort geld of eigenlijk een tegoedbon in tijd voor een tegenklus, in te ruilen bij de overige leden. Het was een gesloten systeem. Niks Euro’s, niks crisis, gewoon werk doen waar je goed in bent en daarvoor terugkrijgen waar een ander goed in is.
Nou was het probleem, dat van de 120 leden, er ongeveer 10 mannen waren en 110 vrouwen. En dat ik geen onverdienstelijk klussenman was. Nog steeds ben trouwens.
In de vraag- en aanbodkaartenbakken had ik een overschot aan gevraagde klussen van vrouwen en maar weinig praktische tegendiensten. Ik had een hoop 'pompoentaarten bakken' in de aanbiedingenbak en 'veelkleurige truien breien van restjes wol' of 'les krijgen in Feng Shui'.
Dat bedreigde het ruilsysteem. Als een Robinhoodnoudwelling stimuleerde ik LETS-economie door Noppes in het systeem te pompen: ik ging bij Marie spitten, bij Els witten, repareerde Francis’ fiets en stak bij Roos het putje door. En bouwde zo een stapel Noppes op. Behalve bij Els want die ruilde tegen massages.
En die had ik nodig want ik werkte me voor nop uit de naad. Uiteindelijk is het systeem na 3 jaar ingestort, net voor ik het zou doen.
Ik kon geen pompoentaart meer zien en een leuke trui breien is iets wat men blijkbaar makkelijker belooft dan kan maken in mijn maat.
Dan toch maar de geldeconomie: uiteindelijk een echte baan gevonden bij de SPD, fondswerver geworden (dan draait het pas echt om schrijven voor geld) en part time bij de krant gegaan. Want schrijven is zeg maar mijn ding. Daar was ook vraag naar bij de gemeente Wisch. Ik werd bedrijfsjournalist, later voorlichter van de gemeente: een soort Anton van Hoof met adhd.
Inmiddels is voorlichten een heel Taakveld met communicatiedames geworden en hoewel ik het liefst gewoon mijn stukjes wil kunnen schrijven, is het werk nu veel meer dan dat. En ik ben in veel van die nieuwe dingen lang niet zo goed als in schrijven. Of eigenlijk niet goed in het lijken op communicatiedames.
Dus toen Gerharda zei: ‘We gaan in de toekomst losser dan met de huidige strakke functieomschrijvingen mensen inzetten op werk waar ze goed in' zijn, sprong ik een gat in de lucht.
Die krijgt van mij een pompoentaart.