De dorpsgek: promotie maken.
In het dorpje Heus, vlak onder Waarlijk, ontbrak het de mensen aan niets. Aan niets?
Nou er was één ding: ze hadden geen dorpsgek. Is dat nu zo erg? Ja dat is erg, want elk dorp heeft een dorpsgek nodig: iemand die in haveloze kleren kukelekuu-roepend door het dorp loopt en zo de mensen aan het lachen maakt in het besef dat zíj tenminste normaal zijn
De hoofdklerk op het gemeentehuis wist raad: in Echt, vlak onder Waar, hadden ze er twee. Misschien was er een te koop.
De koop werd gesloten. De gek was een groot succes. Hij liep kukeleuu-roepend door het dorp, poepte op straat, kietelde iedereen die hij tegenkwam en fladderde als een vogel bij het rennen.
Op een dag had de dorpsgek een nest gemaakt van takken boven op een lange paal waarop een boer een wagenwiel had getimmerd.
‘Onze gek is echt de grootste gek’, zei men in het dorp waarderend.
De gek kwam ook niet meer van het wiel af. De mensen moesten maar naar hem komen.
‘Ik zit op mijn gat, ik rijd op mijn wiel, ik loop over, ik klim…’ orakelde de gek en keek schuin naar beneden, waarbij hij weidevogels nadeed: ‘geèèk, Geeèk, allemaal gèhèèk.’
Het hele dorp moest er om lachen.
Op een dag, met weer het hele dorp onder aan de paal, riep de gek: ‘ik zit, ik rijd, ik loop, ik klim… en ik vlieg!’
Met een sprongetje sprong hij schuin naar boven.
En met een plof in de wei lag hij onder aan de paal.
‘Nek gebroken’, constateerde de dokter.
Zonde, onze goeie gek.
Wie moeten we nu vragen? De burgemeester keek het groepje mensen rond. Hmmmm, Hannus, de dichter, die deed ook wel eens gek, misschien dat die……
Hannus keek terug, schrok en zette het op een lopen. Zó gek was hij nou ook weer niet.